digital creative
Door klimaatverandering neemt verzilting in de grond toe. Voor veel gewassen is het zoutgehalte in verzilte grond te hoog. Tegelijk is de natuur niet overal even kwetsbaar voor zout water. Sommige planten en gewassen kunnen beter tegen het zout.
Bij mijn werk bij Synergos Communicatie schreef ik mee aan de maatschappelijke eindboeken van het programma Kennis voor Klimaat. De boeken zijn bedoeld voor professionals werkzaam op het gebied van klimaatadaptatie. Dit is een bewerking van mijn artikelen Gewassen kweken die tegen zout kunnen en Verzilting in Klimaatcorridor Veenweide uit het boek Klimaat en zoet water.
Als zeewater het land binnendringt of als er meer zout kwelwater naar de oppervlakte komt, treedt verzilting van de bodem op. Effecten van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging en langdurige droge periodes met een lage rivierafvoer, dragen bij aan dit proces.
In 2020 zal naar verwachting 125.000 hectare landbouwgrond in Nederland verzilt zijn. Voor veel van de gangbare landbouwgewassen is het zoutgehalte in de grond dan te hoog. “Slechts één procent van de plantensoorten is zouttolerant”, zegt Diana Katschnig, promovendus systeemecologie van de VU Amsterdam. Ze onderzocht waarom zeekraal – een zoutminnend gewas – zo goed tegen zout kan, met als doel andere gewassen zouttoleranter te maken. Voor de meeste planten is natrium (dat veel in zeezout voorkomt) giftig voor het functioneren van verschillende essentiële eiwitten. “Ook is het voor een zoutgevoelige plant moeilijk om in een zoute omgeving water op te nemen”, zegt Katschnig. “Een zouttole rante plant als zeekraal groeit juist beter bij zout in het water, en gaat dood als het water langere tijd te zoet is. Dat maakt de zouttolerantie van de zeekraal bijzonder.”
Volgens Katschnig kan de kennis over de zouttolerantie van de zeekraal worden gebruikt bij de selectie van zouttolerantere varianten van andere voedselgewassen. “Bij ons onderzoek proberen we de genen in kaart te brengen die voor de zout tolerantie van de zeekraal zorgen.” Deze kennis is vervolgens van belang om voedselgewassen gericht te kunnen veredelen. Katschnig: “Door zouttolerantere varianten binnen een soort, bijvoorbeeld de suikerbiet, met elkaar te kruisen, kun je deze eigenschap in de soort krijgen. We onderzoeken ook of we zouttolerante planten als voedsel kunnen gebruiken, zodat ze als voedselgewas geteeld kunnen worden.”
Het Zilt Proefbedrijf op Texel is een voorbeeld van hoe kennis over zouttolerante gewassen in de praktijk wordt gebracht. Het bedrijf heeft op Texel een testlocatie van één hectare. Met speciaal ontwikkelde soft en hardware, waaronder sensoren in de bodem, wordt de zoutconcentratie in het water gemeten en gestuurd. Zo kan het bedrijf bij verschillende zoutconcentraties met verschillende gewassen experimenteren. Het is de enige locatie in Nederland voor het testen en in kaart brengen van de zouttolerantie van gangbare landbouwgewassen zoals de aardappel, ui en biet. Het proefbedrijf kweekt onder meer een zilte pieper. “Dit is een aardappelsoort die op verzilte landbouwgrond groeit en met brak water wordt geïrrigeerd”, zegt Arjen de Vos, mede eigenaar van Zilt Proefbedrijf. “Met deze aardappel willen we aantonen dat zoet water niet noodzakelijk is voor landbouw. Brak water is ook goed te gebruiken.”
In warme, droge zomers is er in het gebied van de Klimaatcorridor Veenweide (voorheen Groene Ruggengraat) kans op verzilting en verdroging. Het gebied loopt via de Biesbosch en het Groene Hart naar het IJsselmeergebied.
Bij grote droogte en een grote vraag naar zoet water hebben waterbeheerders grofweg drie opties: zouter water inlaten, geen water inlaten of via een andere weg zoet water aanvoeren. Iedere optie heeft gevolgen voor de natuur en het gebied. Waterschappen hanteren landelijk verschillende, overigens niet wettelijke, normen. In Zuid-Holland hanteren de waterschappen een norm van rond de 250 milligram chloride per liter. Komt de chlorideconcentratie in de Rijn – het aangevoerde water naar de klimaatcorridor – boven deze norm, dan sluiten waterbeheerders de inlaat van Rijnwater bij Gouda om verzilting voor landbouw en natuur te voorkomen. Dat sluiten heeft ook een nadeel: de inlaat van water wordt tevens gebruikt voor peilbeheer en om te voorkomen dat veendijken uitdrogen. Als dit laatste dreigt, wordt alsnog brak water ingelaten.
Nieuwkoopse plassen
Bij een te hoge zoutconcentratie lopen planten schade op; bepaalde planten kunnen zelfs afsterven. De gevoeligheid verschilt echter per soort, zo blijkt uit onderzoek. Jeroen Veraart, onderzoeker water en klimaat aan de Wageningen UR: “De waterrijke natuur in dit gebied bestaat uit oppervlaktewater met sloten en plassen en uit moerasnatuur met kraggen, onder meer de Nieuwkoopse plassen. Vooral in deze moerasnatuur vinden we planten die heel gevoelig voor de zoutconcentratie zijn.” Het effect van zout op een ecosysteem is in het ene geval tijdelijk, maar er kunnen ook onomkeerbare effecten optreden, zegt Veraart. “De natuur is veerkrachtig genoeg om zich na een jaar met een hogere zoutconcentratie te herstellen, maar als planten eenmaal dood zijn, zijn ze helemaal weg.”
De kwetsbaarheid van de natuur hangt ook af van de mate waarin het zoute water de bodem binnen dringt. Promovendus Sija Stofberg van de Wageningen UR: “Het onderzoek is nog lopende, maar het lijkt erop dat zout water de bodem van laagveen en daarmee de plantenwortels minder goed kan binnendringen. Dichterbij de oever worden planten mogelijk wel blootgesteld aan zout water; verder van de oever af waarschijnlijk niet.”
De resultaten van deze onderzoeken kunnen waterbeheerders helpen bij de beslissing voor verhoging van de chloridenor men. Dat is een potentiële strategie voor klimaatadaptatie: door klimaatverandering en verzilting zal de inlaatnorm van 250 mg cl/l sneller worden overschreden. Inlaatpunten worden daardoor eerder en vaker gesloten, waardoor in het gebied een tekort aan water ontstaat. Een hogere inlaatnorm kan dit verhelpen.
Voor het boezemstelsel in Schieland is een modelstudie uitgevoerd naar de chlorideconcentratie in het gebied. Hierbij is gerekend met de huidige norm en een ruimere norm (600 mg cl/l). Bij deze ruimere norm blijkt het zoute water niet ver door te dringen in het boezemstelsel van Schieland en de zoutgevoelige natuur niet te bereiken. Volgens Veraart heeft de casestudy direct resultaat opgeleverd. “Het waterschap heeft naar aanleiding van ons onderzoek de richtlijnen voor het sluiten van de inlaat verruimd.” Zonder direct de inlaatnorm te verhogen, accepteert het waterschap daarmee wel dat incidenteel de chlorideconcentratie hoger is dan de huidige norm aangeeft. “Mocht de inlaatnorm daadwerkelijk verhoogd worden, is vervolgonderzoek gewenst”, zegt Veraart, “naar bijvoorbeeld bescherming van natuurwaarden in de Zuidplaspolder-Zuid. Daar zijn veel soorten te vinden die zeer gevoelig zijn voor licht brak water.”