Mare Digitale

digital creative

Natuur, Opvallend, Portfolio,

13 jan 2015;

Kort door de bocht (schaatsend): de tocht blijft mogelijk in een warmer Nederland, maar de kans neemt flink af. Tegen het eind van deze eeuw zal een Elfstedentocht een zeldzaamheid zijn.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op ChangeMagazine.nl

Door natuurlijke variatie in het weer en klimaat blijft er een kans, ook met klimaatverandering. In begin 2012 scheelde het weinig of er had een tocht kunnen plaatsvinden. Het weer speelt een grote rol bij de aangroei van goed ijs voor de tocht. Als de vorstperiode in de winter wisselvallig en winderig is, is het ijs vaak niet dik genoeg (zie kader). Een lange periode van kou – een koudegolf, meer dan 5 ijsdagen na elkaar met 3 met strenge vorst – staat helaas niet garant voor een tocht. In de vorige eeuw waren er 25 winters met een of meerdere koudegolven, en slechts 12 winters hadden een tocht.

IJsdikte minimaal 15 centimeter

Voor een route moet het ijs over bijna de hele route minimaal 15 centimeter zijn. Tijdens een vorstperiode gaat het organisatie-comité dagelijks de dikheid van het ijs meten. Daarbij kunnen ze dikker ijs naar een plek waar de natuurlijke ijslaag dun is, overzetten. Op kwetsbare plekken kan gekluund worden.

Op basis van historische tochten concluderen onderzoekers van het PBL dat als de gemiddelde dagtemperatuur van 15 opeenvolgende dagen onder de -4,2 graden komt, de tocht kan worden verreden. In de maand februari zijn de meeste tochten verreden: 8 van de 15 keer dat het vanaf 1909 tot nu is georganiseerd.

Verwachting: 4 – 10 tochten voor de 21e eeuw

Over de vraag ‘hoeveel tochten kunnen we verwachten?’, hebben zich wetenschappers van onder meer het KNMI en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gebogen. Bij die laatste keken Hans Visser en Arthur Petersen naar deze vraag en publiceerden hun onderzoek in het wetenschappelijk tijdschrift Climatic Change. Het houden van een tocht hangt af van de ijsdikte en de hoeveelheid open water, door bijvoorbeeld afvoer van water of open water onder bruggen. Daarnaast hebben ook organisatorische factoren, zoals het creëren van kluunplekken, invloed op het houden van de tocht. Door deze invloeden is de onzekerheid voor het aantal tochten groot. Volgens de studie ligt in 2050 de kans op een elfstedentocht in het gunstigste geval op eens in de 18 jaar en in het ongunstigste geval eens in de 180 jaar.

Klimaatonderzoeker Theo Brandsma van het KNMI ging met de IPCC-klimaatscenario’s uit 2007 aan de slag. Hij kwam daarbij op 3 tot 6 tochten voor de periode 2010-2050 en voor de hele 21e eeuw op 4 tot 10 tochten.

Tot de helft minder vorst- en ijsdagen rond 2050

Met de nieuwe KNMI-klimaatscenario’s uit 2014 ziet het er niet veel beter uit. Algemene bevindingen bij de scenario’s zijn dat zachte winters vaker gaan voorkomen en de kans op een strenge winter wordt kleiner en kleiner. Daarnaast is de opwarming voor koude winterdagen groot en voor zachte winterdagen klein. Dat betekent een afname in het aantal dagen met een minimumtemperatuur onder nul (vorstdagen) of een maximumtemperatuur onder nul (ijsdagen).

De winters in het recente verleden waren zachter doordat de wind vaker uit het westen kwam en warmere zee-lucht meenam. Het laagste KNMI-scenario is gebaseerd op een veranderend klimaat met deze westelijke windrichting. In het warmste scenario zorgt een gewijzigde windrichting voor meer opwarming.

Hoeveel vorst- en ijsdagen in 2050?

Het aantal vorstdagen neemt met 30%-60% af; dat zullen er per winter in de periode 2036-2065 gemiddeld 26 tot 15 dagen zijn. Het aantal ijsdagen neemt met 50%-90% af; dat zullen per winter in de periode 2036-2065 gemiddeld 3 tot 8 dagen zijn.

elfstedentocht

Elfstedentocht – cultureel verlies door klimaatverandering

In hun artikel schrijven Visser en Petersen ook over de Elfstedentocht als een voorbeeld voor klimaatcommunicatie. Media en politici halen het onderwerp regelmatig en vaak minimaal één keer per jaar aan. Het onderwerp spreekt ook tot de verbeelding wat verloren gaat bij klimaatverandering en wordt daarmee een overtuigend voorbeeld. Voor andere landen geven Visser en Petersen soortgelijke voorbeelden: voor Frankrijk het aantal sterfgevallen onder ouderen tijdens een hittegolf; smeltende sneeuw en gletsjers en minder skiërs en toeristen in het Alpengebied; een toename van droogtes en daarmee verlies van landbouwopbrengst in de Verenigde Staten; en in andere landen kunnen temperatuursextremen voor een daling in toeristenuitgaven zorgen.